Blinden en slechtzienden; zien de makers van de openbare ruimte hen wel?

Umut Uçar

Als omgevingsmanager kom ik voor projecten op diverse plaatsen en in verschillende steden. Onlangs moest ik voor een overleg in Vught zijn. Ik parkeer netjes mijn auto in een parkeervak en loop richting mijn afspraak. Dan zie ik een heer van middelbare leeftijd met een blindenstok. Hij volgt netjes de geleidelijn en steekt over via het zebrapad. Aangekomen aan de overkant probeert hij zich tussen de auto’s door te wringen. Dat doet mij herinneren aan een gesprek dat ik eerder gevoerd heb met Koninklijke Visio over hun ervaringen met hun cliënten en de raakvlakken mijn werk. Nadat ik de man met blindenstok heb geholpen, heeft de situatie mij verder aan het denken gezet. Hebben wij wel voldoende oog voor onze blinde en slechtziende medemens?

Ons land telt ongeveer 350.000 inwoners met een visuele beperking. Met de toenemende vergrijzing zal dit aantal in de nabije toekomst flink toenemen. Nederland is één van de landen die in 2006 het VN-verdrag over de rechten van mensen met een beperking hebben ondertekend. Blinden en slechtzienden moeten niet enkel hun bestemming gemakkelijk kunnen bereiken, ze moeten ook zonder beletsel gebruik kunnen maken van de (openbare) ruimte waarin ze zich bevinden. Toch is dit voor blinden en slechtzienden niet zo vanzelfsprekend.

Goed gestructureerd omgevingsmanagement is bij projecten zeer belangrijk. De omgevingsmanager draagt zorg voor de maatschappelijke inbedding van het (uit te voeren) project en schakelt daarbij als spil in het web tussen de projectorganisatie en de stakeholders in en nabij het projectgebied. Maar denken we goed genoeg over na voor wie we de openbare ruimte maken?

Het ontwerp en de inrichting van zowel de binnen- als buitenruimte heeft invloed op de participatiemogelijkheden van mensen met en zonder een visuele beperking. De toegankelijkheid en oriëntatie kan worden bevorderd door onder meer rekening te houden met een juiste indeling, bewegwijzering, kleurgebruik en het toepassen van gids- en geleidelijnen.

  • Verlichting
    Een optimale en duurzame verlichting is belangrijk voor iedereen, zowel voor mensen met als zonder een visuele beperking.
  • Kleur- en materiaalgebruik
    Een inrichting moet naast functioneel ook sfeervol zijn. Een juist en bewust kleur- en materiaalgebruik (met aandacht voor contrast en helderheid) draagt bij aan de toegankelijkheid. Zo kunnen gevels, beplanting, variatie in bestratingsmateriaal en kleurgebruik in de juiste samenhang een veilige gidslijn vormen.
  • Gids- en geleidelijnen
    Om zich in de openbare ruimte te kunnen oriënteren hebben blinden en slechtzienden baat bij gids- en geleidelijnen. Een consistente toepassing (in samenhang met het juiste kleur- en materiaalgebruik) bevordert de betrouwbaarheid en veiligheid van een looproute. Zo kunnen we mensen met een visuele beperking helpen om zich gemakkelijker te oriënteren en hun weg te vinden.
  • Routing en bewegwijzering.
    Met name in de openbare ruimte is een juiste en bewuste keuze voor routing en bewegwijzering een groot punt van aandacht. Zo kunnen bijvoorbeeld goten in de openbare ruimte verward worden met een gidslijn, wat voor  gevaarlijke situaties kan zorgen.

Als makers en ontwerpers van de openbare ruimte dienen we rekening te houden met mensen met een beperking. Het is tevens onze verantwoordelijkheid om voor hen de toegankelijkheid te verbeteren en de veiligheid te borgen. Het vroegtijdig betrekken van een ervaringskundige in de planfase is sterk aan te bevelen. Alleen op die manier geven we blinden en slechtzienden de kans om beter te kunnen participeren in de openbare ruimte. Ik zet mij hiervoor in! Tauw hanteert hierbij het waardekijken en werkt met omgevingspsychologen. Op welke manier ga jij hieraan bijdragen?