Op 2 juli 2020 is de tweede geactualiseerde versie van het tijdelijke handelingskader PFAS gepubliceerd. In dit artikel bespreken we de belangrijkste wijzigingen en de gevolgen hiervan.
Het tijdelijk handelingskader PFAS moet duidelijkheid geven over hoe te handelen wanneer men te maken krijgt met PFAS bij het toepassen van grond en bagger. Op 1 juli 2020 is een aanpassing op het tijdelijk handelingskader van 29 november 2019 aangekondigd door staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, Stientje van Veldhoven-van der Meer. Deze aanpassing is gebaseerd op wetenschappelijk onderbouwd advies van het RIVM en Deltares waar ook Tauw een belangrijke bijdrage aan heeft geleverd.
De nieuwe tijdelijke achtergrondwaarden en verruiming van de toepassingsmogelijkheden moeten bouwers en baggeraars meer ruimte geven, zonder schade toe te brengen aan het milieu of onze gezondheid. Deze nieuwe achtergrondwaarden en overige wijzigingen gaan per direct in.
Er zijn nieuwe achtergrondwaarden vastgesteld voor grond (1,4 µg/kg ds voor alle PFAS, met uitzondering van PFOA waarvoor een achtergrondwaarde van 1,9 µg/kg ds geldt). Deze achtergrondwaarden zijn door het RIVM afgeleid op basis van door Tauw uitgevoerd bodemonderzoek. Deze achtergrondwaarden geven beduidend meer ruimte voor grondverzet op landbodem ten opzichte van de oude tijdelijke achtergrondwaarden van 0,9 µg/kg ds voor PFOS en 0,8 µg/kg ds voor overige PFAS.
De wijzigingen kunnen gevolgen hebben voor (recent) vastgesteld beleid. Geadviseerd wordt daarom om de gevolgen van de wijzigingen in beeld te brengen. Verder blijft het zinvol om PFAS op te nemen in de bodemkwaliteitskaart indien dat nog niet is gedaan. Met een bodemkwaliteitskaart inclusief PFAS wordt voorkomen dat bij grondtoepassingen alsnog partijkeuringen uitgevoerd moeten worden op PFAS. Daarnaast kan het zinvol zijn om middels gebiedsspecifiek beleid lokale maximale waarden (LMW) voor PFAS vast te stellen zodat er lokaal meer ruimte ontstaat voor grondverzet.
Nieuw is dat de regels voor het toepassen van grond en bagger in oppervlaktewater gelijk zijn getrokken. Voor grond geldt niet meer de rapportagegrens als toepassingseis maar kan van dezelfde toepassingswaarden gebruik worden gemaakt als voor bagger. Uit onderzoek door het RIVM is namelijk gebleken dat het uitlooggedrag van grond en bagger vergelijkbaar is waardoor er geen noodzaak meer is om onderscheid te maken. Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen rijkswateren en overige wateren omdat rijkswateren zwaarder belast zijn met PFAS
Ook is er beduidend meer ruimte voor het toepassen van grond en bagger in diepe plassen. Dit kan in tegenstelling tot de vorige versie van het tijdelijk handelingskader nu ook in diepe plassen die geïsoleerd liggen of in verbinding staan met niet-rijkswateren.
Er is geen individuele beoordeling meer nodig door het bevoegd gezag van de lozingseisen van grondbanken en grondreinigers. Er gaan uniforme voorwaarden gelden voor de aanvraag van lozingsvergunningen voor PFAS-houdend afvalwater.
Kijk voor uitgebreid informatie over PFAS op www.tauw.nl/PFAS
Leg uw vraagstuk voor aan onze experts, wij adviseren graag.